Zelf en Niet Zelf:
het verhaal van Bodhidharma en
de Chinese Keizer Wu
Een vreemde ontmoeting, zeer vruchtbaar. Keizer Wu was in die tijd misschien wel de grootste keizer in de wereld; hij heerste over China, Mongolië, Korea, heel Azië, behalve India. Hij was overtuigd geraakt van de waarheid van de leringen van Gautama Boeddha, maar de mensen die hem de boodschap van Boeddha kwamen brengen waren geleerden. Geen van hen was een mysticus. En toen kwam het nieuws dat Bodhidharma kwam, en er was grote opwinding in het hele land. Dat Keizer Wu beïnvloed was door Gautama Boeddha, had ervoor gezorgd dat zijn hele keizerrijk beïnvloed was door dezelfde leringen. En nu kwam er een echte mysticus, een Boeddha. Wat een vreugde! Keizer Wu was nooit eerder naar de grens waar India en China elkaar ontmoeten gegaan om iemand te ontvangen. Met groot respect verwelkomde hij Bodhidarma en vroeg: “Ik heb het gevraagd aan alle monniken en geleerden die zijn geweest, maar niemand heeft kunnen helpen – ik heb alles geprobeerd. Maar hoe kom je van dit zelf af? En Boeddha zegt: 'Alleen als je een niet-zelf wordt, kan je lijden eindigen.'” Hij was oprecht. Bodhidharma keek in zijn ogen en zei: “Ik verblijf in de tempel aan de oever van de rivier bij de berg. Kom morgenvroeg om precies vier uur en ik zal voor altijd een einde maken aan dit zelf. Maar onthoud, je mag geen wapens of bewakers met je meenemen; je moet alleen komen.” Wu maakte zich een beetje ongerust – de man was vreemd! Hoe kan hij mijn zelf zo snel vernietigen? Het vraagt – zoals de geleerden zeggen – levens en levens van meditatie; dan verdwijnt het zelf. Deze man is eigenaardig! En hij wil me ontmoeten in het donker, vroeg in de ochtend om vier uur, alleen, zelfs zonder zwaard, geen bewakers, geen ander gezelschap. Deze man komt vreemd over – hij kan alles doen. En wat bedoelt hij als hij zegt dat hij het zelf voor altijd zal doden? Hij kan mij doden, maar hoe zal hij het zelf doden? Hij kon de hele nacht niet slapen. Hij veranderde keer op keer van gedachten – zou hij wel of zou hij niet gaan? Maar er was iets in de ogen van de man en er was iets in zijn stem en er was een aura van autoriteit toen hij zei: “Kom gewoon om vier uur precies en ik zal voor altijd een einde aan dit zelf maken! Je hoeft je er geen zorgen om te maken.” Wat hij zei leek absurd, maar de manier waarop hij het zei en de manier waarop hij keek waren zo gezaghebbend; hij weet wat hij zegt. Eindelijk moest Wu besluiten te gaan. Hij besloot het risico te nemen: “In het ergste geval kan hij me vermoorden – wat anders? En ik heb alles geprobeerd. Ik kan dit niet-zelf niet bereiken, en als ik dit niet-zelf niet bereik, dan is er geen einde aan lijden.” Hij klopte op de deur van de tempel en Bodhidarma zei: “Ik wist dat je zou komen; ik wist ook dat je de hele nacht van gedachten zou veranderen. Maar dat maakt niet uit – je bent gekomen. Ga nu zitten in de lotus houding, sluit je ogen en ik ga voor je zitten. Op het moment dat je het zelf vindt, binnenin jezelf, pak het dan zodat ik het kan doden. Houd het stevig vast en zeg me dat je het te pakken hebt, en ik zal het doden en zo komt er een eind aan. Het is een kwestie van minuten.” Wu was een beetje bang. Bodhidharma zag eruit als een krankzinnige; hij wordt geschilderd als een krankzinnige – hij was niet zo, maar de schilderingen zijn symbolisch. Het moet de indruk zijn geweest die hij op mensen heeft achtergelaten. Het was niet zijn werkelijke gezicht, maar het moet het gezicht zijn geweest zoals de mensen het zich herinnerden. Hij zat met zijn grote staf voor Wu, en zei tegen hem: “Mis geen seconde. Open je ogen precies op het moment dat je het te pakken hebt – zoek in alle hoeken en gaten – en ik maak er een einde aan.” Toen was er stilte. Een uur verstreek, twee uren verstreken en de zon kwam op, en Wu was een andere man. In die twee uur keek hij in zichzelf, in alle hoeken en gaten. Hij moest kijken – die man zat daar; hij had hem met zijn staf op zijn hoofd kunnen slaan. Je kon alles verwachten; wat dan ook … Hij was geen man van etiquette, goede manieren. Hij was geen deel van Wu's hof, dus hij moest geconcentreerd en grondig kijken. En terwijl hij keek, ontspande hij, want het zelf was nergens. En terwijl hij er naar zocht, verdwenen alle gedachten. De zoektocht was zo intens dat al zijn energie daarop gericht was; er was niets meer om te overdenken en naar te verlangen, en dit en dat. Terwijl de zon opkwam zag Bodhidharma Wu's gezicht; hij was niet dezelfde man – zo'n stilte, zo'n diepte. Hij was verdwenen. Bodhidharma schudde hem bij de schouder en vroeg hem: “Open je ogen – het is er niet. Ik hoef het niet te doden. Ik ben een geweldloos man, ik dood niets! Maar dit zelf bestaat niet. Omdat je er nooit naar kijkt, blijft het bestaan. In er niet naar kijken, in je niet gewaar-zijn, bestaat het. Nu is het weg.” Twee uren waren verstreken en Wu was intens blij. Hij had nog nooit zo'n bekoorlijkheid, zo'n frisheid, zo'n nieuwheid, zo'n schoonheid geproefd. En hij was niet. Bodhidharma had zijn belofte ingelost. Keizer Wu boog neer, raakte zijn voeten aan en zei: “Vergeef me alsjeblieft dat ik dacht dat je gek was, dat ik dacht dat je geen manieren hebt, dat je eigenaardig bent, dat ik dacht dat je gevaarlijk kan zijn. Ik heb nog nooit een man ontmoet met meer compassie dan jij … Ik ben totaal vervuld. Nu is er geen vraag meer in mij.” Keizer Wu zei dat, wanneer hij stierf, Bodhidarma's uitspraak in goud op zijn graf, zijn gedenkteken zou moeten staan, opdat de mensen het in de komende eeuwen zouden weten ... Er was een man die er als een krankzinnige uit zag, maar die in staat was wonderen te doen. Zonder iets te doen hielp hij mij om een niet-zelf te worden. En sinds dat moment is alles veranderd. Alles is hetzelfde, maar ik ben niet hetzelfde, en leven is een puur lied van stilte geworden. |