Mozes hoorde onderweg een herder bidden, “God, waar ben je? Ik wil U helpen uw schoenen te strikken en Uw haar te kammen. Ik wil uw kleren wassen en Uw luizen pluizen. Ik wil U melk brengen en Uw kleine handen en voeten kussen wanneer het tijd voor U is om naar bed te gaan. Ik wil Uw kamer vegen en netjes houden. God, mijn schapen en mijn geiten zijn van U. Het enige dat ik kan uitbrengen als ik aan U denk is Ayyyyyyy en ahhhhhhhh.”
Mozes kon het niet langer aanhoren. “Tegen wie heb je het?”
“Degene die ons gemaakt heeft, en de aarde gemaakt heeft en de lucht.”
“Praat niet over schoenen en sokken met God! En wat is dat met die kleine handen en voeten? Zo'n godslasterlijke vertrouwdheid klinkt alsof je met je ooms zit te kletsen. Alleen iets wat groeit heeft melk nodig. Alleen iemand met voeten behoeft schoenen. God niet! Zelfs als je God’s menselijke vertegenwoordigers bedoelde, zoals toen God zei: “Ik was ziek en je hebt me niet bezocht,” zelfs dan zou deze toon dwaas en oneerbiedig zijn.
Gebruik gepaste termen. Fatima is een prima naam voor een vrouw, maar als je een man Fatima noemt is het een belediging. Lichaam-en-geboortetaal (moedertaal) zijn gepast voor ons aan deze kant van de rivier, maar niet om de Bron aan te spreken, niet voor Allah.”
De herder had berouw en scheurde zijn kleren, hij zuchtte en dwaalde de woestijn in.
Een plotselinge openbaring kwam tot Mozes. God’s stem: Je hebt me gescheiden van een van de mijnen. Ben je als profeet gekomen om samen te brengen of om te verbreken? Ik heb ieder wezen een aparte en unieke manier gegeven om te zien en te weten en om die kennis uit te dragen. Wat jou verkeerd lijkt is goed voor hem. Wat voor de een vergif is, is honing voor iemand anders.
Zuiverheid en onreinheid, luiheid en ijver in aanbidding, dit heeft voor Mij geen betekenis. Ik sta los van dat alles. Vormen van aanbidding moeten niet gerangschikt worden als beter of slechter dan de andere. Hindoes doen hindoe-dingen. De Dravidische moslims in India doen wat zij doen. Het is allemaal lof en het is allemaal goed.
Ik ben het niet die verheerlijkt wordt in daden van aanbidding. Het zijn de aanbidders! Ik hoor niet de woorden die ze spreken. Ik kijk naar binnen naar de nederigheid. Die opengebroken nederigheid is de Realiteit, niet de taal! Vergeet fraseologie. Ik wil branden, branden! Wees vrienden met jouw verbranding. Werp je denken en uitdrukkingsvormen in het vuur! Mozes, zij die aandacht schenken aan hoe je je moet gedragen en spreken zijn één soort. Minnaars die branden zijn een andere.”
Hef geen onroerend goed belasting in een platgebrand dorp. Scheld de Minnaar niet uit. Zijn ‘verkeerde’ manier van spreken is honderd keer beter dan de ‘juiste’ manier van anderen. Binnenin de Ka’aba maakt het niet uit in welke richting je je gebedskleed uitrolt! De oceaanduiker heeft geen sneeuwboots nodig! De Liefde-Religie heeft geen code of doctrine. Alleen God. Er staat dus niets op de robijn gegraveerd! Het heeft geen markeringen nodig. God begon diepere mysteries aan Mozes te onthullen, visies en woorden die hier niet gezegd kunnen worden stroomden in- en door hem heen. Hij verliet zichzelf en kwam terug. Hij reisde naar de eeuwigheid en kwam hier terug. Dit gebeurde vele malen. Het is dwaas van mij om te proberen dit onder woorden te brengen. Als ik het zou zeggen, zou het ons menselijke rationeel vermogen ontwortelen. Het zou alle schrijfpennen verbrijzelen.
Mozes rende achter de herder aan. Hij volgde de lukrake voetstappen, de ene keer rechtdoor bewegend als een toren over een schaakbord. De andere keer weer zijwaarts, als een bisschop. Nu aanzwellend als een golf die oprijst, dan omlaag glijdend als een vis, terwijl zijn voeten geomantieke symbolen vormen in het zand die zijn dwalende staat verraden.
Uiteindelijk haalde Mozes hem in. “Ik had het fout. God heeft me geopenbaard dat er geen regels zijn voor aanbidding. Zeg wat je wilt en hoe de liefde in je hart het je ingeeft. Je zoete godslastering is de meest oprechte toewijding. Door jou is een hele wereld bevrijd. Laat je tong los en maak je niet druk over wat eruit komt. Het is allemaal het licht van de Geest.”
De herder antwoordde: “Mozes, Mozes, ik ben zelfs daaraan voorbij gegaan. Jij gebruikte de zweep en mijn paard schrok en sprong uit zichzelf. De Goddelijke Natuur en mijn menselijke natuur kwamen samen. Zegen je tekeergaande hand en arm. Ik kan niet zeggen wat er gebeurd is. Wat ik nu zeg is niet mijn werkelijke toestand. Het kan niet gezegd worden."
De herder viel stil.
Als je in een spiegel kijkt, zie je jezelf, niet de staat van de spiegel. De fluitspeler blaast adem in een fluit en wie maakt de muziek? Niet de fluit. De Fluitspeler!
Wanneer je je lof of dankzegging naar God uit, laat het zijn in de eenvoud van deze lieve herder. Wanneer je uiteindelijk door de sluiers heen ziet hoe dingen werkelijk zijn, zul je keer op keer zeggen: “Dit is zeker niet zoals wij dachten dat het was!”
Rumi
|