Een eeuwenoude parabel over
een leeuw en een schaap

 

 


Een leeuwin sprong van de ene heuvel naar de andere en middenin zo’n sprong beviel ze van een jong.

Het welpje viel op een weg waar net een grote kudde schapen passeerde. Het sloot zich aan bij de schapen, leefde met de schapen en gedroeg zich als een schaap. Hij had geen idee, zelfs niet in zijn stoutste dromen, dat hij een leeuw was. Hoe had hij dat kunnen weten?

Overal om hem heen waren schapen en enkel schapen. Hij had nooit gebruld als een leeuw; een schaap brult niet. Hij was nog nooit alleen geweest zoals een leeuw; een schaap is nooit alleen. Ze is altijd in de kudde - de kudde is gezellig, beschermend en veilig. Als je schapen ziet lopen, lopen ze zo dicht op elkaar dat ze bijna over elkaar heen struikelen. Ze zijn zo bang om alleen te zijn.

Maar de leeuw groeide op. Het was een vreemd verschijnsel. Mentaal was hij geïdentificeerd met een schaap te zijn, maar biologie conformeert zich niet aan identificatie; de natuur past zich niet aan aan je geest. Hij werd een mooie jonge leeuw, maar omdat alles zich zo geleidelijk voltrok, raakten de schapen aan hem gewend, net zoals hij gewend raakte aan de schapen.

Het schapen dachten dat hij van nature een beetje gek was. Hij gedroeg zich niet helemaal zoals het hoorde - een beetje koekoek - en hij groeide maar door. Het hoorde niet zo, doen alsof je een leeuw bent! Maar ze wisten dat hij geen leeuw was; ze kenden hem vanaf zijn geboorte. Ze hadden hem opgevoed, ze hadden hem hun melk gegeven. Hij was van nature een niet-vegetariër - geen enkele leeuw is vegetariër, maar deze leeuw wel, want schapen zijn vegetariërs. Hij at het gras met veel smaak. Ze accepteerden de kleine afwijkingen dat hij wat groot was en eruitzag als een leeuw. Een zeer wijs schaap zei: “Het is gewoon een gril van de natuur. Af en toe gebeurt zoiets.”

Ook de leeuw accepteerde dat dit het geval was. Zijn kleur was anders, zijn lichaam was anders - hij moest een rariteit zijn. Maar het idee dat hij een leeuw was, was onmogelijk! Alle schapen die hem omringden, en schapenpsychoanalytici legden het hem uit: “Je bent gewoon een gril van de natuur. Maak je geen zorgen. We zijn er om voor je te zorgen.”

Maar op een dag kwam er een oude leeuw voorbij en zag deze jonge leeuw hoog boven de schaapskudde uitsteken. Hij kon zijn ogen niet geloven! Zoiets had hij nog nooit gezien, noch had hij ooit gehoord dat er in de verste geschiedenis zich een leeuw te midden van een kudde schapen bevond, en geen enkel schaap bang was. Deze leeuw liep zelfs precies zoals de schapen, grazend op gras!

De oude leeuw kon zijn ogen niet geloven. Hij vergat dat hij op weg was om een schaap te vangen voor zijn ontbijt. Hij vergat het hele ontbijt. Het was zo vreemd dat hij besloot de jonge leeuw te benaderen en uit te zoeken wat er aan de hand was. Maar hij was oud en de jonge leeuw was jong - hij rende weg. Hoewel hij ervan overtuigd was dat hij een schaap was, deed het dreigende gevaar hem deze identificatie vergeten. Hij rende ervandoor als een leeuw, en de oude leeuw had grote moeite hem bij te houden.

Eindelijk kreeg de oude leeuw hem te pakken. Hij huilde en huilde en zei: “Vergeef me toch, ik ben maar een arm schaap. Laat me alsjeblieft gaan.”

De oude leeuw zei: “Jij idioot! Houd op met deze onzin en kom met mij mee naar de vijver.” Vlakbij was een vijver. Hij nam de jonge leeuw er mee naartoe. De jonge leeuw volgde niet gewillig, hij had grote tegenzin, maar wat kun je tegen een leeuw inbrengen als je maar een schaap bent? Hij kan je doden als je niet gehoorzaamt, dus ging hij.

De vijver was glad als een spiegel, zonder rimpelingen. De oude leeuw zei tegen de jonge: “Kijk maar. Kijk naar mijn gezicht en kijk naar je eigen gezicht. Kijk naar mijn lichaam en kijk naar jouw lichaam in het water.”

Binnen een seconde klonk er een geweldige brul! Alle bergen weerkaatsten het. Het schaap was verdwenen; hij was een totaal ander wezen - hij herkende zichzelf. De identificatie met de schapen was niet reëel, het was slechts een mentaal concept. Nu had hij de werkelijkheid gezien. De oude leeuw zei: “Nu hoef ik niets meer te zeggen. Je hebt het begrepen.”

De jonge leeuw voelde een vreemde energie zoals hij nooit eerder had gevoeld - alsof het sluimerend aanwezig was geweest. Hij voelde een enorme kracht, en hij was altijd een zwak, nederig schaap geweest. Al die nederigheid, al die zwakte, loste eenvoudigweg op.

—— ——

De leeuw en het schaap is een eeuwenoude gelijkenis over de meester en de leerling. De functie van de meester is enkel om de leerling te laten zien wie hij is, en dat wat hij over zichzelf gelooft niet altijd waar is. Denk je eens in welke onontdekte talenten en capaciteiten er in je sluimeren…? Zou jij een leeuw kunnen zijn die omringd is door een kudde schapen die je doen geloven dat je veel minder bent dan je in werkelijkheid bent?

Fragment uit The Book of Understanding door Osho